woensdag 26 maart 2014

Malle Pietje.

¨De ovanliga¨ betekent letterlijk ¨de ongewonen¨.

Het is de titel van een boek waar Richard een tijdje geleden mee thuis kwam, en waarin bijzondere mensen geportretteerd worden. Niet bijzonder zoals Moeder Teresa, Alfred Nobel of John Kennedy, maar ook niet de ¨gewone¨ mens zoals julie en wij, al dan niet met een gezin, een vaste of tijdelijke baan, een bepaald aantal vakantiedagen in het jaar, etc. Misschien is het beter om de titel te vertalen als 
¨De niet-gewonen¨.

Schitterende foto's, en verhalen van en over mensen die vaak buiten de maatschappij, buiten de samenleving wonen, al dan niet uit vrije wil. Zoals iemand die tientallen jaren op een bootje woonde en plannen maakte voor grote reizen, terwijl hij nooit verder kwam dan Vänern. Hij verhuisde later naar een caravan zonder voorzieningen, het bootje werd weggehaald omdat de bewoners aan de andere kant van het meertje vonden dat het het uitzicht bedierf.

Of een jonge vrouw die met dieren kan praten, en daarmee veel werk heeft met het vinden van de oorzaak van gedragsproblemen bij dieren. Het zal niemand verbazen dat ze ook contact heeft met het zogenaamde ¨småfolk¨, het kleine volk. Kabouters, dwergen, het zit er een beetje tussenin, hier in het noorden van Europa. In ieder geval niet de kabouters zoals Rien Poortvliet ze beschreef en tekende. 

Tijdens onze vakantie in de buurt van Bollnäs heb ik ook de man zien lopen die in het boek beschreven werd, met een brandweerhem op zijn hoofd, en gaas voor zijn gezicht. Hij verzamelde ¨zwerfflessen en zwerfblikjes¨ op straat, en van het statiegeld kon hij min of meer leven. Grotere voorwerpen gingen naar een vriend met een rommelwinkel, de opbrengst naar het goede doel.

Iedere plaats heeft zo wel zijn eigen aparte figuur, denk ik, die vrijwel iedereen kent.





Dat deed me opeens weer aan Malle Pietje denken. En dan niet eens in eerste instantie aan de Malle Pietje in de Swiebertje-serie (ook al zo'n figuur, die serie kwam natuurlijk niet zomaar opeens uit de lucht vallen!),
maar aan de Malle Pietje die altijd op de grote wegkruising bij Vught stond. Jaar in, jaar uit stond hij daar, altijd in een zwarte oliejas, bij slecht weer met een hoofddeksel dat het midden hield tussen een zuidwester en een brandweerhelm, héél grote schoenen met jubeltenen, en af en toe een enórme sigaar in het hoofd, die hij van een voorbijganger had gekregen. Hij hield het verkeer in de gaten, al was hij geen agent, en je kon een standje krijgen als je door het rode licht fietste. Met enige regelmaat toeterde er een voorbijrijdende auto naar hem, dan stak hij altijd met hetzelfde trage gebaar zijn hand op. Hij gaf de nummerborden van door het rode licht rijdende aan de politie door (die daar helaas niets mee kon), en af en toe ontstond een enigszins gevaarlijke situatie wanneer een automobilist een overtreding beging, want dan stapte hij de weg op, om de man of vrouw aan te houden.

Hij woonde in de psychiatrische inrichting in Vught, deed geen vlieg kwaad, in de huidige tijd zou hij het in een begeleid wonen groep prima doen. 

Op een zaterdag was bij mijn ouders de tuinman aan het werk, en toen hij net aan de koffie ging kwam mijn moeder thuis van boodschappen doen. ¨ Wat gek, Malle Pietje stond er niet vandaag, er zou toch niks wezen?¨ vroeg ze zich af. ¨Hij heeft griep¨, wist de tuinman. Hoe hij dat wist? Malle Pietje bleek zijn broer Piet te zijn... 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten