donderdag 18 september 2014

Karl Johan

Koning Karl XIV Johan (geboren als Jean Bernadotte) was in 1818 nog maar amper in Zweden aangekomen, toen hij te horen kreeg dat er een voedseltekort was in het land. Onderweg had hij echter enorme hoeveelheden Eekhoorntjesbrood in de bossen zien staan, dat hier bij ons (hoor mij!) Stensopp (spreek uit als steensop) heet, en riep dus op zijn Frans: Maar de mensen kunnen toch Stensopp eten!? Dát zijn de mensen ¨en masse¨ gaan doen. Bovendien heet de paddenstoel sindsdien Karl-Johan-svamp:


Mijn moeder plukte vroeger alleen cantharellen, 

vertelde me dat eekhoorntjesbrood een beschermde soort is die niet geplukt mag worden,
en mijn verdere kennis beperkte zich tot de grote waarschuwing voor de prachtige, maar o zo giftige vliegenzwam. Die laatsten plukt hier uiteraard niemand, dus die staan ook bijna overal. Zelfs in onze tuin... 

Mijn schoonmoeder heeft een heel wat grotere kennis van paddestoelen, die ze uit geboorteland Tsjechië meenam. Zij plukt het eekhoorntjesbrood midden in Eindhoven naast het fietspad. En zoals iedere paddestoelenplukker heeft zij haar eigen ¨geheime¨ plaatsen. Ooit in de bossen stond haar (helaas veel te vroeg overleden) partner op de uitkijk: als hij de boswachter aan zag komen, zou hij de roep van een uil nadoen. Daarin was hij werkelijk een meester, maar of het op klaarlichte dag in nabijheid van een boswachter zo slim is, dat vraag ik me nog steeds af. In ieder geval heb ik dankzij haar kookkunsten een heel klein stukje van mijn argwaan tegen zelfgeplukte paddestoelen verloren.

Richard is na onze verhuizing naar Molkom met hulp van onze buren al snel aan het cantharellen plukken geslagen. 


Ik vond het aanvankelijk doodeng, want die waren helemaal niet zo knaloranje als ik van vroeger thuis (en in de winkel) was gewend. Maar ja, dat was Nederland... Maar Richard ging heel braaf steeds met de geplukte paddestoelen naar de buren, ze werden altijd goedgekeurd, en we zijn na het eten ervan nog nooit ziek geworden.

Er bestaat ook nog een soort die men hier Trattkantareller noemt. Die vind ik er al helemáál niet uitzien:

,
maar zijn een grote delikatesse. 

Tot mijn grote opluchting bestaat er van de Karl-Johan geen giftige variant, dus een paar weken geleden zijn Rich en ik op een zondagochtend zónder honden het bos achter de sportvelden ingegaan, en hadden al snel een zware tas met eekhoorntjesbrood. Die hebben nogal een ander soortelijk gewicht dan grotchampignons! Eenmaal thuis meteen schoonpoetsen, kleinsnijden, en de pan in met een kluitje roomboter, een potje zure room en flink wat peper. Resultaat: 4 liter basis voor soepen en sausen, in porties verdeeld en in de vriezer voor later gebruik. Dat maakte me zó enthousiast, dat ik het een paar dagen later, terwijl ik met de honden door het bos onderweg was naar mijn winkeltje, niet kon laten om in het voorbijgaan nog een paar Karl-Johan te plukken...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten